De Stoeffers. Een schunnige theatertekst uit 1784

Steven Van Impe (Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience)

Auteur
Jean Adolphe de Roovere
Titel
De Stoeffers: comédie in twee acten
Plaats en jaartal
Handschrift, Gent(?), 1784
Bibliotheek
Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, 763919

In onze erfgoedbibliotheken vallen nog tal van ontdekkingen te doen, zoals dit onuitgegeven en nooit bestudeerde handschriftje bewijst. Deze schunnige komedie bevestigt het bestaan van literaire circuits die, omwille van de censuur, nooit van de officiële, gedrukte openbaarheid deel konden uitmaken. In deze ‘comédie in twee acten’, mogelijk een tafelspel, treden drie personages aan. In de eerste akte ontmoet Musicant (een pianoleraar), zijn vriend Accoucheur germain (een verloskundige). Zij scheppen op (‘stoeffen’) over het intieme contact met hun respectievelijke leerlingen en patiënten, waarbij Musicant het heeft over het de stapsgewijze verleiding, terwijl Accoucheur stoeft dat hij daar geen jaar over doet, ‘wij gaender maer recht in en staet het ons niet aen // het is op een alf uur oft nogh minder gedaen.’ Allengs worden de dubbelzinnigheden vunziger, tot de beeldspraak helemaal verdwijnt en de sprekers namen gaan noemen. Musicant roemt een juffrouw Monceaux, ‘wie haer maer en besiet voelt aenstonts wel iet rechten.’ Latere namen zijn in het stuk gecensureerd, maar wellicht niet zo goed dat een lezer ze in 1784 niet kon ontmaskeren. In de tweede akte trekken de vrienden van de straat naar de kroeg, waar een Perruquier hen vervoegt. Die voegt de nodige Franse termen en begrippen toe. Aangespoord door de drank gaat het nu niet meer om het gemak van de veroveringen, maar om het aantal vrouwen.

Het thema van De Stoeffers hing blijkbaar in de lucht. Enkele jaren later begonnen Mozart en Da Ponte in Wenen aan Le nozze di Figaro (1786), Don Giovanni (1787) en Così fan tutte (1790). De literaire figuur van Don Juan, de archetypische vrouwenversierder, bestond al sinds de zeventiende eeuw en werd in de achttiende eeuw regelmatig opgevoerd in opera’s.

Als auteur wordt op de (later toegevoegde) titelpagina J.A. de Roovere, J.U.L. genoemd. Het gaat wellicht om de Brusselse bibliofiel Jean Adolphe de Roovere (1755-1841). Het handschrift bevond zich in 1860 in de bibliotheek van J.B.Th. de Jonghe (cat. nr. 2983), die er ook zijn ex-libris in kleefde en het voorzag van de titelpagina die de naam van de auteur prijsgeeft. De Jonghe was een achterneef van De Roovere. Het toneelstukje werd op de veiling voor 3,50 fr. verkocht aan Constant Philippe Serrure: in 1873 staat het vermeld in diens veilingcatalogus (nr. 3042). Hoe het uiteindelijk in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience belandde, is verder onbekend: toen het in 2012 werd gecatalogeerd, lag het al vele jaren oningeschreven te wachten.

Afbeeldingen

Verder lezen

Sven Molenaar, ‘Als rechte libertinen’. Het verzamelhandschrift Het Mengelmoes als getuigenis van een alternatieve literaire kring in Antwerpen aan het einde van de zeventiende eeuw. Ongepubliceerd proefschrift Universiteit Antwerpen, 2019

Catalogue des livres de la bibliothèque de feu messire L. Deroovere de Roosemeersch. Bruxelles : Wouters, 1845

Catalogue des livres et manuscrits formant la bibliothèque de feu M. J.B.Th. de Jonghe. Bruxelles : Heussner, 1860