Goed voorbeeld doet goed volgen. Dichten met Matthijs de Castelein

Bart Ramakers (Rijksuniversiteit Groningen)

Auteur
Matthijs de Castelein
Titel
De Const van Rhetoriken
Uitgever, plaats en jaartal van uitgave
Gent, Gillis vanden Rade voor de weduwe van Gheeraert van Salenson, 1571
Bibliotheek
Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, C 16059

Wie in de zestiende eeuw wilde leren dichten, een rederijker wilde worden, moest zich die vaardigheid of kunst eigen maken door andere, meer ervaren dichters na te doen en veel te oefenen. Het enige handboek voor het maken van gedichten, en dan vooral van refreinen, het meest beoefende genre binnen rederijkerspoëzie, was de De Const van Rhetoriken van Matthijs de Castelein. De eerste druk is van 1555. In deze expositie wordt een exemplaar getoond van de editie van 1571, een herdruk van de editio princeps, die is aangevuld met de Baladen van Doornijcke. Aan latere uitgaven – een derde Gentse druk uit 1573, een ongedateerde herdruk van de editie van 1571, en drie Rotterdamse drukken, twee uit 1612 en een uit 1616 – zijn nog twee werken toegevoegd: de Historie van Piramus en Thisbe en de Diversche Liedekens.

Alles aan de Const verraadt een moderne, humanistische opvatting over rederijkersliteratuur. In plaats van in de gebruikelijke gotische letter, is het boekje gedrukt in cursief en romein. De zogenoemde theoriestrofen zijn gedrukt in de ene, de voorbeeldgedichten – alle van de hand van de dichter zelf – in de andere letter. Verder wordt De Castelein een ‘Priester ende Excellent Poëte Moderne’ genoemd. Dat ‘Poëte Moderne’ wil zeggen dat hij een eigentijdse dichter naar klassieke snit is, die in zijn werk klassieke (mythologische) en Bijbelse thema’s en motieven – poëtrye – verwerkt.

Poëzie en toneel blijven in de ogen van De Castelein echter steeds ook een vorm van retorica, dat wil zeggen een eigentijdse manifestatie van klassieke welsprekendheid. Enerzijds hebben we bij de Const te maken met wat in het Frans een seconde rhétorique heet, een handboek voor het maken van gedichten. Anderzijds bevat het boekje elementen van een première rhétorique, een handboek voor het maken van redevoeringen volgens de regels van de klassieke retorica.

De band met die laatste blijkt ook uit het frontispice. Daarop zien we een tronende Rhetorica, met aan haar voeten de twee belangrijkste theoretici van de klassieke retorica, Cicero en Quintilianus, twee welbekende redenaars uit de oudheid, Demosthenes en Gracchus, en één beroemde romeinse acteur, Roscius. Allen worden door De Castelein genoemd. Cicero en Quintilianus worden bovendien veelvuldig geparafraseerd. Roscius belichaamt de opvatting van De Castelein en alle andere rederijkers dat hun poëzie en toneel in voltooide vorm, dat wil zeggen in voordracht of opvoering, een vorm van retorica is. In de oudheid gold deze acteur als navolgenswaardig voorbeeld van een overtuigende, effectieve declamatie.

Afbeeldingen

Verder lezen

Coigneau, Dirk, ‘De const van rhetoriken, drama and delivery’, in Jelle Koopmans et al. (red.), Rhetoric – Rhétoriqueurs – Rederijkers (Amsterdam: North-Holland, 1995), pp. 123–140.

Iansen, S.A.P.J.H., Verkenningen in Matthijs Casteleins ‘Const van Rhetoriken’ (Assen: Van Gorkum, 1971).

Spies, Marijke, ‘Developments in Sixteenth-Century Dutch Poetics: from “Rhetoric” to “Renaissance”’, in idem, Rhetoricians, and Poets: Studies in Renaissance Poetry and Poetics (Amsterdam: Amsterdam University Press, 1999), pp. 37–50.