Veelzijdig ingenieur Simon Stevin geeft zijn visie op taal

Marijke van der Wal (Universiteit Leiden)

Auteur
Simon Stevin
Titel
De Beghinselen der Weeghconst
Uitgever, plaats en jaartal van uitgave
Leiden: Franciscus (I) Raphelengius, 1586
Bibliotheek
Museum Plantin-Moretus, A 1399

Wie onbevangen Simon Stevins verhandeling over de statica, Beghinselen der Weeghconst opslaat, stuit direct op het onderdeel getiteld ‘Uytspraek van de Weerdigheyt der Duytsche Tael’ [vertoog over de kwaliteiten van de Nederlandse taal] en ziet daarbinnen woordenlijsten staan, die een uitwerking vormen van zijn taalbeschouwing. Die taalbeschouwing gaat uit van een eigentijds, positief oordeel over het Nederlands. Dat oordeel was gebaseerd op diverse kwaliteiten, waaronder de aanwezigheid van éénlettergrepige woorden. Stevin is niet de eerste die daarop wijst, maar bijzonder is dat hij monosyllabiciteit tot één van de kernpunten van zijn taalbeschouwing maakt en er iets nieuws mee doet. Hij gaat ‘statistisch’ te werk om te bewijzen dat het Nederlands die eigenschap in hoge mate bezit.

Op een dertiental pagina’s is Stevins inventarisatie weergegeven in twee lijsten van monosyllabische woorden. De eerste bevat 742 Nederlandse werkwoorden zoals ‘Ic acht’, ‘blijf’, ‘denck’, ‘eer’, ‘eet’, ‘gheef’ etc., die staan tegenover slechts vijf Latijnse werkwoorden en geen enkel oorspronkelijk monosyllabisch Grieks werkwoord. De tweede lijst met andere monosyllabische woordsoorten bevat 1428 Nederlandse voorbeelden zoals ‘al’, ‘ampt’, ‘bed’, ‘bloot’, ‘bril’, ‘croon’, ‘dach’, ‘ghi’ etc., tegenover 158 Latijnse en 220 Griekse voorbeelden. Daarmee vertoonde het Nederlands in Stevins visie overtuigend betere kwaliteiten dan de hooggeschatte klassieke talen, Grieks en Latijn.

Waarom was Stevin zo enthousiast over monosyllabiciteit? Dat is te verklaren vanuit zijn opvatting over de relatie tussen taal en werkelijkheid en de gedachte, in hedendaagse termen, dat less is more. Voor Stevin dienden idealiter afzonderlijke, enkelvoudige zaken in de werkelijkheid te corresponderen met monosyllabische woorden en complexe zaken met samenstellingen. Zo zouden eenvoud en complexheid in de natuur corresponderen met eenvoud en complexheid in taal. Doordat de talrijke Nederlandse monosyllabische woorden gemakkelijk samenstellingen konden vormen, een andere uitstekende eigenschap van het Nederlands, was de Nederlandse taal zeer geschikt om de werkelijkheid weer te geven, ook de door wetenschappen beschreven werkelijkheid.

Wanneer we tenslotte de taalwerkelijkheid in de beschouwing betrekken, kunnen we constateren dat Stevin een welbewuste keuze maakte. Monosyllabiciteit was toendertijd niet in alle Nederlandse dialecten evenzeer aanwezig. In het Vlaams en Brabants kwamen veelal de varianten met -e zoals ‘crone’, ‘ic achte’ voor, tegenover varianten zoals ‘croon’, ‘ic acht’ in het Hollands. Stevin, hoewel geboren en getogen in Vlaanderen, heeft in zijn lijsten monosyllabische woorden consequent de Hollandse varianten opgenomen, die zo voortreffelijk pasten in zijn taalideaal.

Afbeeldingen

Verder lezen

Van der Wal, M.J., ‘Verrotens taalbeschouwing: een onbekend voorbeeld van Stevinreceptie’, in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 109 (1993), pp. 328-347.

Van der Wal, Marijke J., ‘Logic, linguistics, and Simon Stevin in the context of the sixteenth and seventeenth centuries’, in Kurt R. Jankowski (red.), History of Linguistics 1993 (Amsterdam / Philadelphia: John Benjamins, 1995), pp.147-156.

Van der Wal, M.J., ‘Simon Stevin: taalbeschouwer en taalgebruiker’, in Simon Stevin 1548-1620. De geboorte van de nieuwe wetenschap (Turnhout: Brepols, 2004), pp. 170-177.