Twee jaardichten ter ere van het nieuwe stadhuis van Antwerpen

Alisa van de Haar (Universiteit Leiden)

Auteur
Peeter Heyns, Wouter de Coster en anderen
Titel
[Geschiedenis van de Nederlanden en bijzonder van Antwerpen, 1472–1556]
Plaats en jaartal
Verzamelhandschrift, Antwerpen, omstreeks 1560-1564
Bibliotheek
Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, B 11285

De Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience bezit een opmerkelijk samengesteld handschrift uit de zestiende eeuw. Het grootste gedeelte van dit werk, dat op papier is geschreven, bestaat uit een kroniek in versvorm dat de jaren 1472 tot en met 1556 beslaat. Later zijn nog verschillende jaren voorin toegevoegd, tot aan 1568. Daarnaast zijn voor- en achterin het handschrift losse bladen ingevoegd met dichtwerk in rederijkersstijl. Het gaat in opvallend veel gevallen om zogeheten jaardichten. In deze gedichten zitten getallen verborgen, die vaak samen een jaartal vormen. Meestal zijn bepaalde letters in een andere kleur inkt geschreven, om aan te geven dat ze gelezen moeten worden als Romeinse cijfers.

Twee auteursnamen die opvallen vanwege hun prominente plaats voorin het handschrift zijn die van Wouter de Coster (?–1578) en Peeter Heyns (1537–1598), beiden schoolmeester te Antwerpen. Het leven van Heyns, een schoolmeester-rederijker die factor is geweest van de Berchemse kamer Den Bloeyenden Wijngaert, is redelijk goed gedocumenteerd. Van De Coster is geen lidmaatschap van een rederijkerskamer bekend, maar zijn bijdrage aan dit handschrift suggereert dat ook hij het schoolmeesterschap met de rederijkerij combineerde.

Het handschrift opent met een handbeschreven blad dat, voor het werd ingebonden, gevouwen is geweest. Het is getiteld ‘Jaerdicht van t’nieu stadthuys van Antwerpen. Na tschryuen shofs van Brabant. P. Heyns’ (fol. 1v). Wat volgt is een jaardicht met rode letters die samen het jaartal 1560 vormen. In dit jaar had men inderdaad het ontwerp voor het nieuwe stadhuis voltooid. Heyns beeldt ook de eerste steen af, die op 28 februari 1561 gelegd werd. Daarna volgt nog een lijst de namen van burgemeesters en andere hooggeplaatsten.

Heyns’ collega Wouter de Coster maakte blijkbaar een vergelijkbaar blad, dat vervolgens werd gedrukt door Gillis Coppens van Diest en in die vorm in het handschrift is opgenomen (fol. 7r). In het jaardicht van De Coster zijn de Romeinse cijfers vooraan elk vers geplaatst. Onder het jaardicht staat een afbeelding van de eerste gelegde steen die verdacht veel lijkt op die van Heyns. Daarna volgt wederom een lijst met hooggeplaatsten, ditmaal uit het jaar 1564, toen het dak werd voltooid, en nog een tweede gedicht waarvan elk vers eindigt op ‘–lyc’. Wat het verband is tussen de bladen van Heyns en De Coster is niet duidelijk; wellicht werden ze gemaakt voor een wedstrijd. Het door hen bezongen stadhuis pronkt nog altijd prachtig op de Grote Markt.

Afbeeldingen

Verder lezen

Beyen, Marnix, Inge Schoups, Bert Timmermans en Herman Van Goethem (red.), Het stadhuis van Antwerpen, 450 jaar geschiedenis (Antwerpen: Pandora Publishers, 2015).

Bostoen, Karel Johan Stephan, ‘Jan van Hout en de metra van de vroegmoderne Nederlandse lyriek’, in Nieuw Letterkundig Magazijn 28 (2010), pp. 14–21.