De paradoxen van een Mechels rederijkersfeest

Anne-Laure Van Bruaene (Universiteit Gent)

Auteur
Anoniem
Titel
De schadt-kiste der philosophen ende poeten waer inne te vinden syn veel schoone leerlycke [!] blasoenen, refereynen ende liedekens gebracht ende gesonden op de Peoen-camere binnen Mechelen [...] geprononciert ende gesonghen op [...] den 3. mey vanden iaere 1620
Uitgever, plaats en jaartal van uitgave
Mechelen, Hendrick Iaye, 1621
Bibliotheek
Universiteitsbibliotheek Antwerpen, Bijzondere Collecties, MAG-P 14.873

Er bestaat een zekere spanning tussen het bedrijf van de rederijkers en de drukpers. Een opvoering is immers vluchtig en ontleent haar betekenis aan context en publiek. Rederijkers profileerden zich bovendien als amateurs, die allerminst op roem of financieel gewin uit waren. Hun literaire producten werden daarom zelden gedrukt, met uitzondering van de festivalboeken van een aantal grote wedstrijden zoals het Antwerpse landjuweel in 1561.

Ten gevolge van de Nederlandse Opstand (1568-1648) kwam de rederijkerij in de Zuidelijke Nederlanden zwaar onder druk. Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) bood echter de mogelijkheid om even terug aansluiting te vinden bij het verleden. In mei 1620 werd een publiek festival georganiseerd door De Peoene, een Mechelse rederijkerskamer die in 1617 een privilege van de aartshertogen had ontvangen. De deken van de Peoene, zilversmid Jan Thieullier, kon voor de organisatie op de volle steun van het stadsbestuur rekenen.

De wedstrijd combineerde woord, muziek en beeld: er waren prijzen te winnen met het beste refrein, het beste lied, het beste geschilderde rebusblazoen en de meest plechtige intocht in Mechelen. Rederijkerskamers of particulieren konden ook gewoon stukken inzenden. Het deelnemersveld was bijzonder breed. Brabant was veruit het sterkst vertegenwoordigd met een aantal vaste waarden, maar ook recent opgerichte rederijkerskamers uit kleinere lokaliteiten zoals Arendonk, Asse, Geel, Helmond en Mol. Voor Vlaanderen trad enkel een kamer uit Brugge op. Opvallend was de deelname van rederijkerskamers uit de Republiek, met name uit Staats-Brabant, Holland en Zeeland. Het festival stond dan ook volledig in het teken van het Bestand dat op zijn laatste benen liep. Volgens de organisatoren kon enkel door een duurzame vrede de ‘Soet-vloyende Reden-const’ floreren.

De druk die de uit Engeland afkomstige Hendrick Jaye een jaar later op de markt bracht, toonde met gravures van de rebusblazoenen en intochten een even grote ambitie. Toch maakt het festivalboek pijnlijk duidelijk dat in de Zuidelijke Nederlanden grenzen waren gekomen aan de rederijkeridealen van vrije uitwisseling en debat. Uit voorzorg was in de uitnodiging van de wedstrijd gevraagd verwijzingen naar de bijbel te vermijden. De auteurs konden zich in plaats daarvan beroepen op de antieke filosofen. De censor interpreteerde dit anders: de rederijkers leken de klassieke teksten boven de christelijke leer te verkiezen! Er zat niets anders op dan aan het einde van de bundel een ‘waerschouwinghe’ te laten drukken waarin werd benadrukt dat De Peoene zulke heidense opvattingen niet deelde, maar getrouw het Rooms-katholieke geloof beleed.

Afbeeldingen

Verder lezen

Hüsken, Wim en Frank De Keyser, ‘Door de reden geport’. Het blazoenfeest van de Mechelse Peoene en het Twaalfjarig Bestand (2019) [= Themanummer Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen 123/2].

Van Bruaene, Anne-Laure, Om beters wille. Rederijkerskamers en de stedelijke cultuur in de Zuidelijke Nederlanden (1400-1650) (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2008).

Van Vaeck, Marc, ‘De Schadt-Kiste der Philosophen ende Poeten (Mechelen 1621): een blazoenfeest aan de vooravond van het einde van het Bestand’, in De Zeventiende Eeuw 8 (1992), pp. 75-83.