Van mystieke kok naar geestelijke keuken. De Cocus bonus van Petrus Croon

John Arblaster (Universiteit Antwerpen)

Auteur
Petrus Croon
Titel
Cocus bonus ofte geestelycke sinne-beelden ende Godtvruchtige uyt-leggingen op alle de gereetschappen van den kock
Uitgever, plaats en jaartal van uitgave
Brugge, Weduwe van Joannes Clouwet, 1663.
Bibliotheek
Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, 3028 K 3

In 1663 publiceerde de Mechelaar Petrus Croon (1634-1682), regulier kanunnik van de abdij van Sint-Maartensdal in Leuven, het werk Cocus bonus ofte geestelycke sinne-beelden ende Godtvruchtige uyt-leggingen op alle de gereetschappen van den kock. In dit boek bespreekt Croon het alaam van een zeventiende-eeuwse keuken en voorziet het van een allegorische, spirituele interpretatie op rijm. Croon bespreekt in totaal achtenveertig (clusters van) voorwerpen. Deze didactisch-moraliserende beschrijvingen van het keukengerei zijn gericht aan een (fictieve) leerling van Croon, Hypomagire (Grieks voor onderkok). Bijzonder interessant is dat dit boek Jan van Leeuwen († 1378) als voornaamste inspiratiebron neemt. De allegorie van de keuken wordt namelijk voorafgegaan door een biografie van de relatief onbekende mystieke auteur die ten tijde van de befaamde mysticus Jan van Ruusbroec kok was in de priorij van Groenendaal. Croons levensbeschrijving van Van Leeuwen is grotendeels ontleend aan de hagiografieën van Henricus Pomerius († 1469), Laurentius Surius (1523-1578) en Aubertus Miraeus (1573-1640).

Uit het werk van Pomerius neemt Croon enkele verbazingwekkende anekdotes over. Jan zou op de vooravond van het feest van Sint-Martinus (11 november) in een soort extase luid hebben uitgeroepen in de refter: ‘Heer Sinte Marten, heylige Sant, goede platte mispelen wassen in uw lant, Kyrie Eleyson’. De mispel is een fruitsoort die pas in de late herfst en vroege winter rijp wordt. Verder vertelt Croon in navolging van Pomerius dat Jan geen kruiden of specerijen gebruikte bij het koken: de gasten kwamen immers voor het geestelijk onderhoud van de ‘goede kok’ eerder dan voor het fysieke voedsel dat hij voor hen bereidde. Predikend over Gods zoete barmhartigheid en de bittere kwellingen van de hel, zou Jan hebben gezegd dat ze hun maaltijd maar moesten zouten met hun tranenvloed.

Er is in de laatste eeuw verbazend weinig aandacht besteed aan het oeuvre van Petrus Croon, die aan de Cocus bonus nog een tweede deel toevoegde (Gheestlycke bemerckingen op de Tafel ende spysen van een volkommen Maeltyt) en onder andere ook een geschiedenis van de Hanswijkbasiliek en -devotie in Mechelen schreef. In zijn eigen tijd werd Croons Cocus bonus wel gewaardeerd. De eerste editie verscheen in Brugge in 1663, en algauw rolde een tweede druk van de Antwerpse pers in 1665. Die tweede editie vangt aan met een intagliodruk, waarop Croon is afgebeeld terwijl hij zijn discipel Hypomagire op de icoon van Maria boven de deur wijst. De diepdruk is opmerkelijk vanwege de manier waarop Croon wordt afgebeeld: niet gekleed in het habijt van de geprofeste regulier kanunnik die hij was (hij bekleedde overigens hoge functies in meerdere kloosters) maar in het gewaad van een lekenbroeder. We kunnen dan ook niet uitsluiten dat Croon hier opzettelijk is afgebeeld naar het voorbeeld van zijn grote inspiratiebron Jan van Leeuwen, die gewoonlijk in een vergelijkbaar habijt en in een gelijkaardige keukensetting werd afgebeeld. Hoe het ook zij, Croon – en dus ook zijn voorbeeld Jan – bleven nog minstens een eeuw populair want halverwege de achttiende eeuw werd Cocus bonus nog tweemaal herdrukt.

Afbeeldingen

Verder lezen

Arblaster, John, ‘Lionizing Jan van Leeuwen († 1378): The ‘Good Cook’ of Groenendaal in Iconography and Hagiography’, in Ikon: Journal of Iconographic Studies 14 (2021), pp. 141-152.

Muyldermans, Jacob, ‘Pieter Croon. Een Mechelsche schrijver uit de XVIIe eeuw’, in Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal-en Letterkunde (Gent, 1906), pp. 911-971.