Een Cabinet voor Jouffrouw Isabella en nog wat meer

Katlijne Van der Stighelen (KU Leuven)

Auteur
Cornelis de Bie
Titel
Het gulden cabinet vande edel vry schilder const inhoudende den lof vande vermarste schilders, architecten, beldthouwers ende plaetsnyders, van dese eeuw
Uitgever, plaats en jaartal van uitgave
Antwerpen, Jan Meyssens, 1661
Bibliotheek
Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, C 131:ex.2

Op de eerste bladzijde van een exemplaar van ‘Het Gulden Cabinet van de Edel Vry Schilder Const’ dat wordt bewaard in de Antwerpse Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience is door Cornelis de Bie een opdracht genoteerd waaraan nog niet veel aandacht werd besteed [voor exemplaar zie infra]. In het voorjaar van 1696 droeg de dichtende notaris het boek op ‘Aen Joufvrou: Jouf. Isabella Caelheijt Vrou[w] van den Autheur deser Boeck gegeven den [12?] meij [16]96’.

Isabella Caelheijt (1644-1706) was de tweede vrouw van De Bie met wie hij acht kinderen kreeg. De datum van hun huwelijk is niet bekend maar op 19 oktober 1664 werd hun eerste kind geboren. Anders dan De Bie, was Isabella niet uit Lier afkomstig want daar zijn geen sporen van haar terug te vinden. De familienaam komt niet vaak voor en het is daarom niet uit te sluiten dat ze verwant was aan Hiëronymus Caelheyt die op 10 april 1622 een bedrag van 300 gulden betaalde voor het ‘stellen van een gelasch boven de orgel’, een glasraam voor boven het orgel in de Sint-Jacobskerk. De Bie schreef voor haar het lied Aen Isabella die mij aendoet minnesmart, op de achterkant van een gouache die zich bevindt in de bijgewerkte editie van Het Gulden Cabinet in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel (KBR 14648). Toen ze in 1706 overleed werd ze bijgelegd in het familiegraf in de Lierse Sint-Gummaruskerk waar ook zijn eerste vrouw Elisabeth Smits met wie hij in 1651 was gehuwd en die in 1662 overleed, al was begraven.

De dedicatie is een unieke getuigenis van de De Bie’s affectie voor Isabella al valt de formele toon op. Hij spreekt haar twee maal met ‘Jouffrouw’ aan en identificeert haar als de echtgenote van de auteur van het boek. Van ‘minnesmart’ is niet veel te merken. De wittebroodsweken waren al lang voorbij. Hij schonk haar het boek toen ze al iets meer dan dertig jaar waren getrouwd. In 1715 schonk hij hetzelfde exemplaar aan zijn zoon Matheus de Bie, die theoloog en predikheer was. Hij moest er wel wat voor in de plaats doen. Hij zou het boek pas in handen krijgen na het celebreren van 20 missen van requiem en het lezen van twintig psalmen. Het is zeker geen toeval geweest dat de dichter zijn boek graag in handen zag van zijn zoon Matheus. Na de dood van Isabella was er onenigheid ontstaan over haar erfenis wat op een conflict tussen Cornelis en zijn zonen uitdraaide die hem voor het gerecht daagden. Matheus de Bie was de enige van de vier zonen uit het tweede huwelijk die niet betrokken was bij deze familiale tragedie. Hij laat zijn eigen woorden vooraf gaan door het bekende citaat uit boek Job ‘Sit nomen Dominus benedictum’ (Moge de naam van de Heer geprezen zijn, Job 21,1).

De aantekening van Cornelis de Bie in dit exemplaar van Het Gulden Cabinet is nog vanuit een ander standpunt erg belangrijk. De overdracht is ondertekend met zijn naam en met een datum. De lezing is niet eenvoudig maar het gaat wellicht om het jaar 1713 of, meer waarschijnlijk, 1715. Het jaar van De Bie’s overlijden was tot nog toe niet bekend. 1711 gold als het laatste jaar waarvan men zeker wist dat hij nog in leven was. Dankzij de overdracht van dit exemplaar aan zijn zoon kan de datum iets worden verschoven. Het uitdelen van zijn boeken kan er evenwel op wijzen dat hij het einde voelde naderen en zijn nalatenschap herbestemde. Eén bladzijde vooraan in ‘Het Gulden Cabinet’ geeft in één oogopslag meer prijs dan maanden archiefwerk.

Afbeeldingen

Verder lezen

Pascal Calu, ‘De memorie vande deught wordt door de Poësije verlenght’. Cornelis de Bie, een geëngageerde rederijker tijdens de katholieke reformatie (Leuven: KU Leuven, 2015) [Ongepubliceerd proefschrift], I, pp. 25-51.