Wie was wie in de Nederlandse literatuur? Michiel de Roodes Naamrol

Lieke van Deinsen (KU Leuven) & Ton van Strien (VU Amsterdam)

Auteur
Michiel de Roode
Titel
Naamrol der Nederlandsche Dichteren en Dichteressen, behoorende tot het Panpoëticon Batavûm, uitgebreid met eene verwijzingen van der zelver dichtwerken, geboorte- en sterfdagen, nevens eenige andere wetenswaardige omstandigheden, dus verre in ordre gebracht, door Michiel de Roode
Plaats en jaartal
Handschrift, achttiende eeuw
Bibliotheek
Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, B 12610

Wat deed Vondel voor de kost? Wie was Sibylle van Griethuysen? Misschien hoeven we zulke dingen niet te weten, omdat literatuur voor zichzelf spreekt. Maar de meeste lezers zijn toch ook nieuwsgierig. Twee handgeschreven folianten met een bijbehorend schriftje, onlangs tevoorschijn gekomen uit het bezit van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, laten zien dat die nieuwsgierigheid minstens een paar eeuwen oud is.

Het begon met een Amsterdamse koopman, Arnoud van Halen (1673-1732), die portretten verzamelde van schrijvers en schrijfsters uit de Nederlanden, van de middeleeuwen tot zijn eigen tijd. Van Halen schilderde die eigenhandig over op kleine medaillons en liet er een passend sierkabinet voor bouwen, dat de naam ‘Panpoëticon Batavum’ kreeg. Tegelijk begon hij met het verzamelen van informatie over de geportretteerden. Inderdaad, wie was Sibylle van Griethuysen? Alles wat Van Halen over haar wist, schreef hij op een blaadje. En zo ging hij verder.

Van Halens aantekeningen werden dankbaar overgenomen door de volgende bezitter van het Panpoëticon, ook een Amsterdammer, Michiel de Roode (1685-1771), die de basis legde voor de banden die we nu kennen. Hij ging systematisch te werk en reserveerde voor elke auteur tenminste één hele bladzijde. Daar schreef hij vervolgens de informatie op die hij vond in gedrukte bronnen en archieven, maar ook opvroeg bij de auteurs zelf of hun nabestaanden. Sommigen stuurden een kattebelletje met elementaire data, maar er zitten ook doorwrochte epistels bij met complete biografieën van vaders en (over)grootvaders. Na De Roodes dood kwam de collectie in het bezit van het Leidse genootschap Kunst Wordt Door Arbeid Verkreegen, dat het werk een tijdlang met grote energie voortzette.

Wie De Roodes zogeheten ‘Naamrol’ (digitaal) doorbladert kan het allemaal zien, van de vroegste aantekeningen van Van Halen tot de notities die de secretaris van het Leidse genootschap hier en daar toevoegde, als ‘dit nog te controleren’. Men stuurde duidelijk op publicatie aan, en de eerste band bevat al heel wat bladzijden die zo naar de zetter hadden gekund. Het is er niet meer van gekomen. In het begin van de negentiende eeuw ging het Panpoëticon Batavum verloren en daarmee viel de bodem onder de hele onderneming weg. De banden werden niet meer ingezien en rond 1820 begon iemand anders helemaal opnieuw met een Nederlands literair biografisch woordenboek. Maar de belangstelling voor zo’n project was er dus al veel eerder.

Afbeeldingen

Verder lezen

Van Deinsen, Lieke, en Ton van Strien, ‘Vele handen, veel werk. Het Panpoëticon Batavûm en de vroegste Nederlandse literatuurgeschiedschrijving’, in Jaarboek De Achttiende Eeuw (2020), pp. 7-30.