Een huwelijkslied uit Mechelen

Remco Sleiderink (Universiteit Antwerpen)

Auteur
Anoniem
Titel
Geluck-bieding aan d’heer Joannis Tuerlinckx en jouffrouw Maria Eugenia Dochez, kerckelijk verzaemt den 4 xbre 1815
Plaats en jaartal
Handgeschreven blad, Mechelen, 1815
Bibliotheek
Universiteitsbibliotheek Antwerpen, Bijzondere Collecties, MAG-P 64.26

Eind 2019 droeg Marcus de Schepper een collectie handgeschreven bladen, blaadjes en fragmenten over aan de Antwerpse Universiteitsbibliotheek (huidige signaturen: MAG-P 64.20 tot en met MAG-P 64.82). Alle teksten zijn volkstalig, maar de variatie is groot. Er zijn middeleeuwse perkamenten fragmenten in het Frans, Anglo-Normandisch, Duits en Middelnederlands (Maerlant!), maar ook een brief van filoloog Napoléon de Pauw. Veel lyriek, maar ook epiek en dramatiek, vaak vroegmodern of negentiende-eeuws.

Fascinerend zijn enkele gelegenheidsteksten met naam en datum. Zo bevat de collectie twee liederen die zijn geschreven voor het huwelijk van de bekende Mechelse instrumentenbouwer en componist C.J.J. Tuerlinckx (1783-1855) met Eugenie Dochez (1776-1835). Het lied ‘Pelerinage ou voyage vers l’autre monde’ (MAG-P 64.41) is ernstig en niet zo persoonlijk, afgezien van een korte aanspreking van de ‘aimable et charmante Eugenie.’ De wijsaanduiding refereert aan ‘Jeunes beautés au regard tendre’, een melodie die is opgenomen in de populaire bundel La clé du caveau (Parijs: Capelle & Renand, 1811).

Het andere lied is in het Nederlands en heeft geen wijsaanduiding. De ‘geluck-bieding’ opent met een vraag: Wie zien we daar aankomen in het gezelschap van Venus, Cupido en de drie Gratiën? Het antwoord volgt in de tweede strofe:

Is ’t niet Jan Tuerlinckx? Ja hij is ’t,
Den musicaelen machinist
Die not en toon kan wetten stellen
Hij heeft aan d’hand een hupsche meyd
Door Cupidootjens aengeleyd,
Die haer veel snaeckereij [= ondeugendheden] vertellen.

De anonieme liedschrijver – ongetwijfeld één van de vele muzikale vrienden van de bruidegom – schept er genoegen in seksuele toespelingen te maken die verband houden met Tuerlinckx’ werk als instrumentenbouwer. De bruid wordt vergeleken met een ‘viool gekrolt en blond’. Jan zal er vol ijver op moeten ‘stooten, booren, veijlen’ en dat mag gerust een tijdje duren:

Bleef hij te kort aen dees viool,
Zou al sijn eer en roem verdooven.

Net als in het Franstalige lied wordt veel nadruk gelegd op het verwekken van een nageslacht:

Dat hunne kroost op vaeder stap
Groeijt op in konst en wetenschap,
Den hemel stiert al hun bedrijven.
Zoo lang er zijn fluijt en trompet
Bas of basson of klarenet,
Zal Tuerlinckx naem onsterflijk blijven.

Deze kinderwens is niet uitgekomen, wellicht omdat Eugenie al negenendertig was op het moment van haar huwelijk. Haar man maakte naam als instrumentenmaker en componist – er zijn in het Mechels stadsarchief veel composities van hem bewaard gebleven – maar hij was tevens een fervent verzamelaar van boeken. Nadat hij in 1855 was overleden, ging zijn collectie onder de hamer. De veilingcatalogus vermeldt zo’n achthonderd titels, waarvan ruim tweehonderd in de categorie ‘Littérature Hollandaise’. Daarbij zijn veel grote en kleine namen uit de Republiek, maar ook de literaire bedrijvigheid in het Zuiden heeft sporen nagelaten, met onder meer het toneelstuk Quinten Matsijs (1811) van Jan Frans Willems en de eerste jaargangen van de Antwerpschen almanach van nut en vermaek door het Antwerpsch Tael- en Dicht-kundig Genootschap (1815-1822).

Afbeeldingen

Verder lezen

Instruments de musique, provenant de la fabrique renommée de J. J. A. Tuerlinckx à Malines: belles collections de musique, livres, minéraux, coquillages, fossiles, etc (Mechelen: E.F. Van Velsen, [1856]).

Sleiderink, Remco, ‘“Mon cher collègue…” Een brief van Napoléon de Pauw uit 1889 betreffende het handschrift-Van Hulthem en enkele andere middeleeuwse handschriften’, De Gulden Passer 99,2 (2021), pp. 321-326.

Van Aerde, Raymond, Les Tuerlinckx, luthiers à Malines (Mechelen: L. & A. Godenne, 1914).