Zotheid ontmaskeren als levensadvies

Johan Verberckmoes (KU Leuven)

Auteur
Joan de Grieck
Titel
Den Wysen Gheck, uyt-deylende soo oude, als nieuwe geestigheden. Voor alle Lief-hebbers by-een ghebraght door I.D.G.
Uitgever, plaats en jaartal van uitgave
Brussel, Joan de Grieck, 1672
Bibliotheek
Erfgoedbibliotheek Hendrick Conscience, C 27070

De Brusselse toneelauteur Joan de Grieck (1628-1699) publiceerde in de jaren 1670 vijf omvangrijke collecties losse anekdoten. Den Wysen Gheck is de tweede in de rij. Ze hebben alle hetzelfde doel. Door de lectuur van de heel gevarieerde, korte zowel als lange teksten leert de lezer hoe zotheid te ontmaskeren in de kleinste details van het dagelijks leven. Op markten en kruisingen, maar ook binnenshuis ‘is het recht Tonneel, daer de sotheydt en botheyt moet uijt springen’ (p. 137). De opdracht (f. A4v°) is aan de ‘Vlamsche Ieucht’, meer in het bijzonder de ‘soete Meysjens’. Die mogen zich niet laten afschrikken door het ‘vies ghesicht’ van de nar of gek die de zotheid van de wereld doorprikt. Op de gegraveerde titelpagina kijkt hij grijnzend en licht door de knieën buigend naar de lezer. Wie zijn ‘kramery’ overziet, leert er ‘hoe des wereldts saecken keeren’. Deugd strekt tot blijdschap, zonde tot verdriet. De leeservaring van de bundel is gericht op zelfregulering: ‘siet dan wat ghy doet oft laet’.

De onvermijdelijke interpretatie van het vrolijk vermaan dat de Wysen Gheck uitdeelt, is dat er veel schijn is in de wereld en de christen enkel bij God vreugde vindt. Die moraliserende boodschap kreeg de jeugd in de Spaans-Habsburgse Nederlanden via vele media ingelepeld. In dit boek wordt de lezer uitgenodigd om, aan de hand van sterke verhalen en bijzondere uitspraken, een eigen levensstijl te ontwikkelen die gericht is op het ontmaskeren van valse schijn. De Grieck leunt daarvoor heel sterk op de jezuïet Adriaen Poirters. Net zoals die laatste geeft de Grieck zijn Wysen Gheck actualiteitswaarde door voor elk stadium in de levenscyclus van zijn jeugdig publiek, in gevatte replieken te voorzien die de eigenheid van die leeftijdsfase respecteren en de ontmaskeringsfunctie op scherp stellen. Een ‘jonck knechtjen’ wordt gevraagd wat de beste godsdienst is: de Lutherse, de Calvijnse of de Roomse? Zijn antwoord ‘ghereet geldt’ vertolkt de onschuld van zijn leeftijd: ‘kisten gheloof’ boven ‘Christen gheloof’ (p. 33). Adequate antwoorden kenmerkten op elke leeftijd de deugdzame. Een ‘out beste Moertje’, wiens inhalige vrienden haar dood wensen en wijzen op het ongeduld van Sint-Pieter, krijgen van haar de repliek: zoals elke half maart (de Paasperiode) vernieuw ik mijn pacht, maar ook: God neemt geen ‘ghegheven vleesch’ (p. 33). Dat laatste verwijst naar haar verterend lichaam en misschien ook naar haar vele rimpels waar nog weinig vlees onder zit. Wie een wijze nar was, combineerde gevatheid met zelfspot want de dood won toch.

Afbeeldingen