Twee meisjes… Ze kijken in het rond. Ze dromen van een prins

Marc Jacobs (Universiteit Antwerpen)

Auteur
Boëtius a Bolswert
Titel
Duyfkens ende Willemynkens pelgrimagie tot haren beminden binnen Jerusalem, haer-lieder teghenspoet, belet ende eynde
Uitgever, plaats en jaartal van uitgave
Amsterdam, Gijsbert de Groot Keur, midden achttiende eeuw
Bibliotheek
Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, RG 3102 D 5

Wie heeft het exemplaar bijna verslonden? Raak je ook zo in de ban van het eigen- en dubbelzinnige meesterwerk dat voor het eerst verscheen in 1627? Vele meisjes en dominees, de Markies de Sade, begijntjes en Hubert Meeus zijn ons daarin voorgegaan. Naast edities in het Nederlands in de Spaanse Nederlanden en minstens zestien in de Republiek, vond Ruys ook tien vroegmoderne versies in het Frans. Het product van de Antwerpse uitgevers Hieronimus Verdussen (1627) en Hendrick Aertssens (1632, 1635, 1638, 1643, 1653) met gravures van Boëtius a Bolswert ging in het Noorden, als ‘volksboekje’ met houtdrukken, een ander leven leiden. Is het een roman? Een dialoog of toneelscript? Een mystiek werk? Een toverboek? Het is zelfs een illustratie van het Y-bivio-motief (let op de pelgrimsstaven) dat in 1625 door Zacharias Heyns gebruikt werd om ‘In fine supplicium vel corona’ uit te drukken. Neem de moeilijke weg en tracht niet besmet te raken om uiteindelijk in het paleis van de ‘corona’ (kroon) te kunnen genieten.

In de dialoog over beeld XVIII komen de dada’s in het levenswerk van Hubert Meeus samen. Willemynken legt uit dat ze net met een lied een prijs gewonnen heeft.

Duyfken. Waerom soude ick over wel singhen kijven? Men mach wel vrolijck singhen, als de Liedekens immers voor al niet quaet, maer ghestichtich zijn.
Willemynken. Ja gheestich was’t, (…)
Duyfken. Ick en seyde van gheen gheestich, ick segghe ghestichtigh, maer laet ’tgheestich ende ghestichtich tsamen zijn: wilt my toch eens segghen wat ’t was.
Willemynken. Wel, als ghy dan soo keurigh zijt, hoort dan toe, ick sal’t u eens voor singhen, aldus gaet’t: Een Venus dierken heb ick uytvercoren…
Duyfken. Hola? Wat is hier van Venus dierken? Het is ghenoech van sulckx: Wat vuyler Liedeken is dat? (…)
(…)
Ondersoecker.  Ghy seyde van Gheestelijck, daer hoordy nu wel dattet niet anders en is, dan dat aende sotte vrijagie, aen ’t houwen, ende trouwen vast is.
Verclaerder. Ick soude noch al Gheestelijck seggen. (…) 
Ondersoecker. Ghy leght het naer uwen sin uyt, dat hoore ick wel.
Verclaerder. Ick legghe ’t doch naer mijnen sin uyt, ende dat alleen voor de Dochters, die dit toe-ghe-eyghent is; want voor de gheleerde, noch oock voor de neus-wijsen en is ’t niet.

Afbeeldingen

Verder lezen

Ruys, Hilleken, Duyfkens ende Willemijnkens pelgrimagie tot haren beminden binnen Ierusalem, haerlieder teghenspoet, belet ende eynde, met sin-spelende beelden uutghegheven door Boetius a Bolswert.  Met inleiding, aanteekeningen en woordenlijst (Utrecht: A. Oosthoek, 1910).

Harms, Wolfgang, Homo viator in bivio. Studien zur Bildlichkeit des Weges (München: Wilhelm Fink Verlag, 1970).