Een perkamenten rol met spreukstrofen

Frank Willaert (KANTL)

Auteur
Anoniem
Titel
[Spreukstrofen]
Plaats en jaartal
Handgeschreven rolfragmenten, Zuid-Limburg (streek van Bilzen?), 14de eeuw
Bibliotheek
Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, hs. Neerl. 413/1 (olim 413)

Naast codices werden rollen of rotuli in de middeleeuwen courant gebruikt om teksten te bewaren of te transporteren. Rollen waren echter veel kwetsbaarder dan handschriften, zodat er slechts betrekkelijk weinig zijn overgeleverd. Dit maakt de twee fragmenten die hier zijn tentoongesteld des te uitzonderlijker.

Beide stroken, in het onderzoek respectievelijk A (de langste) en B genoemd, vormden samen het grootste deel van een rol, die een zestigtal spreukstrofen bevatte.  Alle spreuken zijn op dezelfde wijze gebouwd: als rijmschema hanteren ze het tussenrijm (aabccb), waarbij elk vers slechts twee geaccentueerde lettergrepen bevat. De spreukstrofen in deze rol gaan meestal over de liefde, in enkele gevallen hebben ze een meer algemene, moraliserende inhoud.

Het genre was tot aan het einde van de zestiende eeuw zeer succesrijk: Wim van Anrooij en Thom Mertens kwamen er ongeveer driehonderd op het spoor, verspreid over meer dan zestig handschriften. De spreukstrofen in onze rol zijn voor het overgrote deel unica. Hoewel spelling en dialectvormen de rol duidelijk in het oosten van ons taalgebied (Zuid-Limburg) situeren, blijkt uit de rijmen dat de spreuken zelf oorspronkelijk in Oost-Vlaanderen of in Brabant moeten zijn ontstaan. Het schrift, een slordige textualis, dateert uit de veertiende eeuw.

De tekst op de rectozijde van B laat onder de gekartelde rand een onbeschreven ruimte van maximaal 4 mm zien, wat doet vermoeden dat dit de bovenkant van de rol moet zijn geweest. Het fragment is aan de linkerzijde flink besnoeid, zodat alleen de rechtertekstkolom bewaard gebleven is. De rectozijde van het langere en bredere fragment A bevat wel twee kolommen, al is de linkerkolom gedeeltelijk weggesneden. De nagenoeg onleesbare teksten op de versozijdes van beide fragmenten staan op hun kop: het was de bedoeling dat de lezer bij de onderkant aangekomen, de rol omdraaide om verder te lezen. De schrijver had daar genoeg aan slechts één kolom, die nog over een zestal regels op de versozijde van fragment B, dat nu onderaan kwam, moet zijn doorgelopen.

De schamele toestand van deze overblijfselen, maar ook het feit dat ze de eeuwen hebben overleefd, is te verklaren door het feit dat de rol op een niet nader te bepalen moment op zo’n wijze versneden werd dat de twee fragmenten de opstaande randen van een doosje konden vormen. Aan de niet besneden kant van beide fragmenten zijn nog resten van het vlasgaren te zien, waarmee ze aan een dubbelblad uit een handschrift met het berijmde leven van de heilige Margaretha van Antiochië waren vastgenaaid. Dit dubbelblad deed dienst als onderkant van de doos, een ander dubbelblad uit hetzelfde handschrift als bovenkant.

Al deze fragmenten waren, nu alweer in ‘losse’ toestand, in het bezit van J.B. Paquay (1878-1936), deken van het Zuid-Limburgse stadje Bilsen. In de zomer van 1926 schonk Paquay de rolfragmenten aan pater Desideer Stracke s.J. (1875-1975), via wie ze in de Ruusbroecbibliotheek terechtkwamen.

Afbeeldingen

Verder lezen

K[ienhorst], H[ans], ‘4. Spreukstrofen’, in Frans Hendrickx (red.) met medewerking van Piet Couttenier & Hubert Meeus, Pampiere wereld. Litteraria Neerlandica uit het bezit van de Universiteit Antwerpen (Leuven: Peeters, 1994), pp. 32-34.

Stracke, D.A., ‘Merkwaardige perkamentfragmenten’, in Tijdschrift  voor Taal en Letteren 16 (1928), pp. 261-269.

Van der Poel, Dieuwke, ‘Spreukstrofen op een perkamenten rol’, in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 123 (2007), pp. 108-138.